zkv 07: Paard
Wij waren onafzienbaar lang vrienden, wel tweeënhalf jaar: Otto, Robby (dat was ik), Koen en Paard. Laatsgenoemde heette anders, maar zijn voornaam vergaten we toen al meteen, dus hoe zou ik me dat nu moeten herinneren? Wij waren grote jongens, want we zaten op de Rooms Katholieke MULO Maria van Altijddurende Bijstand te. En wij waren, wat nu zou heten: nerds (Engels voor: nietbehorend tot de echte Grote Jongens, die voetbalden, stiekum rookten en de Baldadige Meiden achterna durfden te zitten).
A.L.Snijders schrijft in zkv 14.06.08:
“Wat ze altijd gezegd hebben en waarom ik ze altijd heb uitgelachen, is waar: als je oud wordt komt de herinnering. Vaak zonder aankondiging, als verrassing bij de koffie.”
Vriend Otto was de grootste, daarbij ook de belangrijkste, want zijn vader was procuratiehouder op de ultramoderne, spiksplinternieuwe fabriek van Van Nelle (na-oorlogse levensmiddelengigant en monopoliehouder in koffie, thee en onder anderen). Stond aan de rand van onze altijddurende wederopbouwwijk, Overschie, Rotterdam.
Ik kwam tweeds. Mijn vader was uitvoerder bij het toen al uit de kluiten groeiende huisschildersbedrijf Groeneboom. Soms had hij meer dan 60 man onder zich. En daar kreeg hij weleens nachtmerries van, waarin hij de hele Gelkenesstraat wakker gilde. “Tot aan de Abtsweg konden ze ‘m horen”, zei mijn moeder dan de volgende dag met enige trots tegen haar onderbuurvrouw.
Van Koen kan ik mij niets anders herinneren dan dat hij alleen met zijn moeder woonde in de torenflats (12 verdiepingen – hij op de 9de – de onze had er maar 4 en geen lift!). Van echtscheiding hadden wij nog geen kaas gegeten. Dichtstbij kwam dat verschijnsel toen mijn veel oudere nichtje Ada 7 weken na haar trouwen verliefd werd op de melkboer en een tijdje bij ons kwam schuilen voor haar man. Die moeder, van Koen, was zangeres-klassiek bij de radio; in opera’s, wát dat ook waren. Ze deed weleens een stukje voor. Kreeg je de koude rillingen van over je rug, zo hard ging dat!
Paard. Ik weet zijn échte naam écht niet meer! Paard kwam achteraan, niet vanwege de pikorde, maar omdat het bij gymnastiek zo raar ging. Hij was altijd laatst bij apparaten. Bokspringen bijvoorbeeld, gaf Riemslagbaas (what’ s in a name? Goeie man sloeg nóóit!) iedereen drie kansen om er overheen te komen; Paard kreeg er 4, of 5, zoveel hij wilde, maar niet dat het hielp! Hij wachtte tot iedereen geweest was, draafde vol goede moed, als een manke knol op signaal, richting het lederen gevaarte en botste er dan stikkend van de lach keihard tegenaan.
Voor zo ver ik weet, is het hem nimmer gelukt ook maar één keer werkelijk te volteren, of het moet geweest zijn dat ik er niet bij was vanwege ziek, of zoiets. En steeds gebeurde dit tot grote hilariteit en amuzement van hemzelf, en van de rest van de meute 2C, waaronder wij, zijn beste vrienden. Toch nam hij niemand iets kwalijk, want hij had een goed zelfbeeld, een fabuleus gevoel voor humor, (en altijd een 9 voor wiskunde). Nooit geweten wat zijn vader deed voor de kost.