zkv 27: Roomsch Katholisch (I)
Heb nooit ècht van Jezus Christus kunnen houden in de periode dat dat van mij verwacht werd. Ik geneerde me voor zijn onverholen homo-erotische naaktheid, (zágen de Grote Mensen dat niet?). En ik schaamde me ronduit dat ik het gewoon niet trok om in gepaste religieuze piëteit mee te leven met zijn ongehoord sadistische, wanstaltige, letterlijk onpasselijkmakende martelgang (Grünewald!) naar de kruisdood. ‘n Paar jaar geleden mocht ik met genoegen constateren dat Hollywood’s reli-dweper Mel Gibson er ook geen flikker van begrepen had. (Nooit volwassen geworden?) Jaja, je verkeert soms in dubieus gezelschap als het over godsdienst gaat.
Voorts kwam dat zalvige, onbegrijpelijke mysterie van zijn (en onze!) wederopstanding bij mij nooit helemaal uit de verf. Dat terwijl ik toch de enige zoon was van, de best gediplomeerde Huisschilder van na-oorlogs Rotterdam en op jonge leeftijd reeds wist wat in het vakjargon “een heiligedag” betekende.
Wat Jezus in Emmaus presteerde kon ik niet volgen, maar ik was er wel van onder de indruk.
Eerlijk gezegd ontwikkelde ik veel sympathie voor de Heilige Ongelovige Thomas, die persé met zijn vuile vingers (Carravagio!) in de griezelig-echte open wond van Christus moest. Maar het makkelijkst geloof had ik toch in de Moedergods, de Heilige Maagd Maria. Bijgezegd: dit was vóór dat ik precies wist wat een Maagd was en over “Onbevlekte Ontvangenis” nog niet gesproken werd. Geloven in Maria was makkelijk: ze leek op mijn eigen moeder, een minder strenge versie, welliswaar, maar immer bereid tot Altijddurende Bijstand als je tenminste genoeg Weesgegroeten gebeden had.
Van Goddevader kon ik mij geen enkel fatsoenlijk beeld meer vormen nadat een jonge, baardloze pater-kapelaan uit Brabant ons had duidelijk gemaakt dat het niet meer usance was Jahweh te zien als een grote, Cecil B De Mille-achtige grijsaard met prachtig golvend wit haar en een enorm lange witte baard (Da Vinci zelfportret!), gezeten op een wolkerige troon en zwevend ergens ter hoogte van de Mont Blanc (Frankrijk, wist ik!). Beide mijn opa’s waren zo kaal als biljartballen, geen gezicht als ze hun petten afdeden.
Het intrigerendst vond ik wel de Heilige Geest. Iemand had op de radio gezegd dat Vader, Zoon en Heilige Geest (vurige tongen, driehoeksoog, opvliegende duif) te begrijpen was als Palm, Vingers en Duim van de hand. En dat je daarmee één vuist kon maken tegen het Ongeloof. Toen wij, om de tijd te doden, meneer pastoor in de categismusles (nieuwe spelling) hierover vertelden trok hij een nogal zuur gezicht. Ik vermoed dat hij niet veel op had met Augustijners.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!