zkv 08: Esperanto

Ome Rikus trouwde een francaise uit Marseille. Zij kon het rotterdams maar niet onder de bevallige knieën krijgen. Ome Joop had in zijn jonge jaren iets fluisterachtigs met een verpleegstertje in Stavanger, Noorwegen. De eerste vrouw van opa kwam uit Pruisen en ging vroeg dood. Rietje van tante Co kreeg sjans met een Canadees en vertrok voor eeuwig naar Vancouver (spreek uit: Ven-koe-vèr). Bets van Ant en Piet hokte met een indo-jongen, die bij haar wegging toen bleek dat ze geen kinderen kon krijgen. Zij sprak vloeiend Maleis en kon er in vloeken als de tering. Zelf gingen wij emigreren, twee keer; eerst naar Australië en van daar naar Zuid Afrika; onder het motto van mijn vader: “Waar mijn werk is, is mijn land”.

Dankzij de algehele omwenteling die 2de Wereldoorlog heet erkende mijn familie geen taalgrenzen meer. En omdat het allemaal arbeiders waren, op ome Bram na, die had een middenstandsdiploma, was Solidariteit vanzelfsprekend genoeg om er nooit over te hoeven praten en was Nationalisme verder te zoeken dan de Indische eilanden-van-smaragd, diverse Politionele Acties ten spijt.

Mijn ome Bertus, (die aan vader’s kant, want ik had er twee met die naam), zwaar asthma-patiënt, werkte als straatveger (!) bij de Gemeentelijke Reinigingsdienst. Door zijn ziekte vaak aan huis gebonden was hij, noodzakelijkerwijze een selfmade-man geworden, met o.a. een talenknobbel. Tijdens de oorlog gaf hij engelse les aan jongens die naar Engeland wilden varen en, omdat hij hevig socialist was en fervent aanhanger van de Internationale, haalde hij een diploma voor Esperanto-leraar. Aan de voordeur, Struweel 54 op Zuid, weet ik nog, hing een bescheiden, De Stijl-ontworpen emaille bordje als bewijs. Wij waren familie, gingen nooit via de voordeur, altijd door het achtertuintje, gitzwarte onkruidloze grond vol grote struiken mysterieuze, blauwe hortensia’s.

Over deze oom vertelde men in de familie graag (bij voorkeur natuurlijk wanneer er “geleerd” volk aanwezig was) de volgende anecdote:

Bertus veegde de straten van zijn wijk in vaste volgorde en met ijzeren regelmaat. Hij kwam dus, laten we zeggen, elke donderdagochtend, zo rond half elf, voorbij de HBS op de Mathenesseweg, waar dan altijd een groepje leraren al keuvelend, op de speelplaats surveyeerden.

Op een dag hangt Bertus zijn twijgenbezem aan de handkar, stapt, pet in hand naar de leraren en zegt: “Meneren mag ik u even storen, met permissie?” Hij haalt uit zijn binnenzak een verfomfaaid (mooooi woord dat!!!) verfomfaaid papiertje tevoorschijn en leest bedachtzaam: Hoeveel kinderen in een groep van 15 zullen dit jaar op dezelfde dag van de week jarig zijn?

Terwijl hij het papiertje aan de voorste leraar overhandigd zegt hij nog: “Ik dacht 2. Kan u mij misschien vertellen of ik het bij ‘t rechte eind heb?” De leraar leest aandachtig, loopt ermee naar de rest van het groepje. Er ontstaat aarzelend discussie. Ze denken na, komen er niet uit zo1,2,3. Daar gaat de bel voor het einde van de pauze. “We komen bij je terug, strateman. Hier moeten we even op studeren!”, zegt de leraar.

De volgende week staan ze op hem te wachten. Ze zeggen hem dat hij wis-en-waarachtig het juiste antwoord had, maar nu willen ze wel eventjes horen hoe hij ‘m dat geflikt heeft! Of was het zomaar een gok?  En dan levert Bertus Markestein, autodidact uit Zuid, met zachte stem minutenlang wiskundig bewijs. Er is geen speld tussen te krijgen, nog kon je er een horen vallen, op het schone trottoir.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.