zkv 46: Dragers van Water
De vader van Judy Malan, (Judy ja, de verbijsterende schroomvallige schoonheid in de college- banken van Engels II (UCT, University of Cape Town, Zuid Afrika, 1965), lang blond haar tot aan haar kont, benen totaan haar schouders, een glimlach om voor te sterven van verlangen,) die vader van haar dus, was een zwijgzame, norse geoloog van stand. Jarenlang werkte hij voor De Beers en Anglo American aan de exploratie van diamanten, goud, olie, ijzer, uranium, you name it we dig it, in de meest onherbergzame gebieden van zuidelijk Afrika, voornamelijk in wat toen Suidwes heette, nu Angola, Namibië en Botswana.
Hij zei bijna nooit wat. Sprak gewoon niet. Misschien omdat zijn vrouw nooit stopte met praten? Of de rest van de mensheid bevond zich ver beneden zijn niveau ? Maar over twee onderwerpen kon hij volumineus en met passie oreren: stenen en negers.
Omtrent het eerste was zijn vakkennis formidabel, landelijk en internationaal erkend. Over het andere hanteerde hij rabiaat racistische denkbeelden. Achteloos opgedaan tijdens zijn stagetijd in de bruinkoolmijnen van het Ruhrgebied, Duitsland jaren ‘30. Een ratjetou van uitspraken en kreten uit het hufterclubje Göbbels, Hitler, Goering. Over blanke, cq Kaukasische superieuriteit, gelardeerd met bijbels apekool-bewijs, dat de zwarte mens ontsproten is aan de verstotelingen van Ham, de oer-israëlitische “hakkers van hout en dragers van water”. Op zich niets verwonderlijks in de context van Apartheid Zuid Afrika uit de jaren ‘60.
Merkwaardig was, dat in zijn tirades, hij altijd, als het te pas kwam, met de grootst mogelijke waardering en genegenheid sprak over Bosjesmannen, toch ook een niet-europeesch ras.
Deze Eerste Mensen, die we, genetisch bewijs in hand, nu gerust zo mogen noemen, of “kinderen van het veld”, zoals ze zelf wilden heten, omdat ze nog leefden “in the Old Way” had hij vaak ontmoet. Niet uit nieuwsgierigheid, maar omdat hij op zijn lange tochten in de Landrover, met 2 of 3 Herero’s achterop (voor het vuile werk), herhaaldelijk van hen kon horen waar het goede water was en wanneer het zou gaan regenen. Regen, gras, wild, survival. Oud rideltje.
Op een of andere manier waren zijn abjecte ideeën over ras en volksaard op de Khoi-San niet van toepassing. (“Khoi-San” mocht je niet zeggen. Hij wist, toen al (!), dat dat een scheldnaam voor ze was, van de buurtvolkeren). Hij had een raar soort compassie met hen. Bewonderde hun levenskracht en hun taaie volharding tegenover de nietsontziende neutraliteit van de natuur. Misschien wist hij, van binnen uit, hoe makkelijk het is om zomaar te sterven in de kale schoot van moeder aarde.
Afijn, Judy trouwde uiteindelijk toch maar met mijn goede vriend Ian. Mogelijkerwijs juist omdát haar moeder dat lang, roodharig, ditto-baardig, kwart-Schots tuig van een schoonzoon niet kon uitstaan. Kort daarop overleed Mister Malan in het genoeglijke Kaapstad aan zijn tweede hartaanval. Missus Malan trok meteen bij haar dochter in, om ettelijke jaren, bij vol verstand, willens en wetens, haar uiterste best te doen dat overigens uitstekende huwelijk kapot te stoken.
Echter, dat is water, brug, oud zeer, zou neef Willem zeggen.
In november gaat het eerste kleinkind Karen trouwen. Met een net afgestudeerde politicoloog uit Potchefstroom. Zij heeft een razend zware baan bij de Vrouwenvereniging Black Sash. Hij kon geen werk vinden.(Black Empowernment, hè. Zwart is tegenwoordig het nieuwe blank). Hij doet nu een maand on-, een maand off-duty op een BP booreiland voor de kust van Gambia. Het is geen leven, maar betaald goed. Ze weten niet of ze in Zuid Afrika kunnen blijven, zo.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!