zkv 42: Goede Vrijdag

Het kleine tengere meisje van de overkant draagt een diep paars-gloeiend jack.

En frisse witte glittergympen. Ze heeft een kleine rugzak om, met bloemetjesmotief.

Haar moeder, die weet heeft van de aanstormende lente, gaat vanmorgen luchtig gekleed

in een stemmig turquoise jasje en een halflange (of zeg je driekwart?), lichtgroene broek.

Aan de uitlaatlijn heeft zij de hond; een naaktgladde, donkerbruine Boxerachtige, jong en onrustig. Ze wachten, zonder haast, aan de rand van het trottoir tot het ochtendverkeer is geluwd . De hond snuffelt zenuwachtig in de goot, trekt zijwaarts aan de riem. Het meisje wuift de auto’s door met haar vrije hand, zoals ze het de oversteek-juffrouw Rita, die soms stemmen hoort, bij het volgende kruispunt elke dag ziet doen.

Dan buigt mamma naar haar dochter, krijgt een kusje op haar wang. het meisje roept en aait de hond. Zal hij lief zijn vandaag. Zij kijkt naar links, naar rechts en weer naar links en steekt de weg over. Aan de overkant draait ze zich om en wijzend op haar schoenen, de handen open met ontvankelijkheid, roept ze: “Mooi hè, mam? Ze zitten goed!”

Moeder wordt al naar het park getrokken, maar lacht. En zwaait.

zkv 41: Zeven Stanza’s

Vorige maand kocht ik zeven keer een appel bij de Super in de Kashmirstraat.

Telkens wachtte ik tot er een lange rij stond bij kassa 1. Meestal werkt daar de Oogverblindende Godin-zelve, zij die uit het verre Shrinagar komt, alwaar de heilige stenen wenen van geluk omdat zij hen met haar rinkelende, blote voeten streelt.

Amandelvormig zijn haar ontvankelijke ogen, waarin mijn geest verdrinkt. Volmaakt gevormd is de weergaloze gouden tempel van haar zuivere, symmetrische gezicht, ovaal en zonder onhebbelijkheid.

Haar mond heeft het zachtst denkbare roze van een heel schuchtere roos. Als zij lacht ontsnappen zeldzame, kleine witte duifjes even uit haar keel.

Terwijl zij kijkt en telt en tikt (o nageltjes van parelmoer, wat heeft haar moeder haar allemaal geleerd!) en peinzend aan het eind om “zegels?” vraagt, doet het langzaam tergen van haar ranke hals (hoe kwetsbaar is de grazende ree) mij huiveren, verlegen.

Sprakeloos, ontdaan van wil of strijdbaarheid, geef ik haar klungelend, hoofdschuddend op de wijze van die uit Utar Pradesh (geen ja, maar ook tegelijk geen nee), mijn niemandallerige cash.

 

“Allow me, madame, to catch my breath afore I use it all to praise thee”. (Marlowe)

zkv 40: Politievrouw

Evenals de voltijdanarchist en politiedocent-in-ruste AL.S ben ook ik in princiepe bang van politie.

Ik schrik me altijd te pletter als ik ze, vanaf Iny’s balkon, met sirene en zwaailicht over de trambaan in het midden van de Linnaeusstraat zie/hoor racen, (dat ik tegelijkertijd denk: hoe zat ‘t ook alweer met dat Dopplereffect? helpt helemaal niets aan de zenuwen in mijn strot).

Edoch, het kan verkeren: Laatst, in het zachte, toevallig zonnige, zuiden des lands, was ik in het geheel niet bang toen een gloednieuwe, mountainbike-bereden politieagenTE, haar hoogblonde paardestaart koket-wippend vanonder haar Diana-culotje, mij op mijn 25jaaroude Union-herenfiets-met-trommelremmen, drie versnellingen EN werkend achterlicht, klem reed tegen de stoeprand van het fietspad Kazernelaan. Net buiten het centrum.  Aan de arme kant van de stoplichten.

Ik had zonder nadenken overgestoken door rood en dát op het voetgangersgedeelte van het trottoir, zei de strak getrainde, keurig geüniformeerde jongedame. (hoe heerlijk is het toch om als man op leeftijd gewoon, zonder enige gène of consequentie, te mogen spreken van “jongedame”. Het had met gemak mijn dochter kunnen zijn.)

Ze hijgde een beetje. Vertederend zenuw-zweet verscheen op haar bovenlip. Helemaal voor de bijl ging ik toen ze met trillende handen haar bonnenboekje open deed en haar ambstbalpen prompt dienst weigerde. Had ik misschien de eer haar Eerste Bekeuring te mogen zijn? Ik werd helemaal warm van binnen. Minzaam glimlachend, (oud sekreet dat ik ben), bood ik haar mijn goud-op-snee Wasserman-vulpen aan, maar daar kon ze niet mee doordrukken op het carbonpapier. Wist ze meteen. Tot tweemaal toe moesten wij uit de weg voor doorgaand fietsverkeer terwijl zij naarstig in het fietstasje onder haar zadel een werkende pen zocht, en vond. Nadat ze mij op de bon had geslingerd, schoot ze opgelucht, als een speer terug de stad in, zonder me verder een goede dag toe te wensen.

Er is vast een vakterm voor zo’n “eerste keer”: Ars Hymeara, of zoiets?

Nee, zegt Henk S (classicus). Zij beoefende op voorbeeldige wijze de Ars Vituperandi, de Kunst van het Berispen. Daar kon ik inkomen; in het engels gebruikt men het afgeleidde “vituperation” voor scheldkanonnade. Maar het klopt ook weer niet helemaal, want er viel geen ongetogen woord gedurende de hele transactie.