zkv 18: moerstaal
Vriend R is iemand die probeert om, als hij schrijft, op een mooie, geleerde manier zijn taal te kneden. Hij is groot gebracht in dialect; mocht dat op school nooit spreken, op straffe van 10 minuten in de hoek en 12 onzevaders (de Zwarte Pedagogiek, heette dat). Hij is desondanks, tot zekere hoogte, een gehoorzaam burger geworden, maar hij is ook, in de eerste plaats zowel als tenslotte, een schilderbeest. Dus, terwijl zijn schrijven nogal eens onbegrijpelijk wordt (doordat hij woorden bezigt, die zó zwaar wegen dat ze hun lading dooddrukken, óf kwijt raken), blijft zijn taal hoedanook beeldend: verraderlijk moeras soms, maar zó mooi!
Ik ben iemand, die niet eens de Mulo ,(van Overschie) heeft afgemaakt. (Buiten mijn schuld, trouwens, want we gingen emigreren – what better reason can there be?- naar een Engelssprekend land.) En hoewel Juffrouw van Riet, onze lerares Nederlands, een rijpere versie van Sophia Loren-Gina Lollobrigida ineen, het mij toch zeker wel anders geleerd heeft, maak IK veel te lange, ingewikkelde zinnen, die, zoals nu ongetwijfeld zal gebeuren, zoveel bijzinnen, terzijdes, postscriptums, voetnoten en sofismen vergaren onderweg op hun gang door het onderhand labyrinthisch geworden geboortekanaal van mijn internationaal mis vormde geest, dat onvermijdelijk een soort pre-historische zwam ontstaat, waarvan de meestal ondergrondse verbindingen, laat staan de mystieke, of pregnante, boodschapjes (verkleinwoordje hier geheel de bedoeling vanwege algehele, cq. valse schaamte) bewust en onbewust erin verborgen, zich maar moeizaam aan des Lezer’s Oog zullen tonen. (Lang genoeg? Or, how to bluff your way through Proust!?)
Vriend H, inmiddels 65, ook Rotterdammer en trots erop, woont sinds zijn 6de in Australië. Wij schrijven elkaar, af en aan, 50 jaar nu; meestal in het Engels; pas de laatste 10 jaar soms in het Nederlands. Hij probeert zijn moedertaal weer te vinden en hij haalt mij snel in wat lezen betreft. Ondertussen weet hij al meer dan ik over Bloem, Leopold, Gorter. Maar ik stuur hem binnenkort A.L.Snijders; zal ie niet van terug hebben!
Zijn taal is fantastisch, werkelijk, voor geen goud wil ik die veranderen. Het is een mix van kinderlijk tedere woordjes geleerd in de voortijd, beschaafde literaire gezegdes, onverbloemde Anglicismes, vindingrijke, zelfverzonnen kettingwoorden en jaren ‘50 Rotterdams-bargoens, sans gêne gelardeerd met volkse uitdrukkingen, de stuwadoors van Katendrecht waardig. (Zijn opa was sleepbootkapitein, vandaar?)
Voornoemde A.L.S stond ooit 20 minuten zwijgend voor de klas in zijn eerste les als docent Nederlands aan de Politieacademie; een groot bord om zijn nek met daarop in mooie letters:
DE TAAL IS DE MOEDER VAN ALLE DINGEN
*stuwadoor (m.;-s) [<Eng stevedore <Sp. estibador] iem. die zijn beroep of bedrijf maakt v/h laden en lossen van zeeschepen en de daarbij behorende werkzaamheden.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!