ROTSEN zkv 15/1/15
Om redenen die er hier nu even niet toe doen, spaar ik al jaren afbeeldingen van ER’s (Eenzame Rotsen). Pas bezig, kwam ik, per het toeval dat niet bestaat, een gedichtje tegen van Simon Vinkenoog waarin mooi sprake is van een Schip van Hoop, en een Steen der Waarheid (of was het andersom? maakt niet uit). Dat moedigde mij aan – ik zat goed.
Maar de Eenzame Rots laat zich niet zo makkelijk vangen: velen komen niet door de strenge keuring waaraan ik ze moet onderwerpen. Zo mag er geen enkele verbinding zijn, onder- noch bovengronds, met ander gesteente, en eromheen dient het rustig en leeg te zijn, kalm als de zee, of de steppe. En net zoals men in de Duitse filosofie van de Intelligentie verwacht, moet ‘mijn’ rots volledige “Freischwebendigkeit” bezitten.
(Bij een bezoek aan Uluru, voorheen bekend onder de koloniale naam Ayers Rock, Australië, was het mij een waar genoegen te mogen lezen in de toelichting verstrekt aan ons bus-gezelschap, dat het wereldberoemde object één enorme kei is, waarvan minstens 80% zich onder de alluviale grond, in, geologisch gezien, zwevende toestand bevindt).
Volgens Freudianen staan alle verzamelingen simpelweg voor doodsangst. Dus, zo nu en dan, griezel ik lekker weg bij mijn rijtje beroemde eenzame stenen die ik nog moet gaan zien.
Nummer een, met dikke stip, is de Huilende Steen van Shrinagar in India. Het schijnt dat die verdriet geneest, (welliswaar alleen van weduwes, maar toch…).
Niet veel lager op de lijst komen de zingende stenen van Klaroenfontein, Zuid Afrika. Die zouden ergens op een verafgelegen boerderij, in een van die eeuwig-droge rivierbeddingen daar, liggen te wachten tot drummer WvK en ik ze komen bespelen. (Gaat even duren: W heeft ‘t in de rug)
En dan is er nog “Taihu Rock” in de National Gallery van New South Wales, Australië. Telt eigenlijk niet mee, want deze heb ik nota bene gefotografeerd, zonder te beseffen dat het hier om een prachtjuweel van een ER gaat, honderden jaren geleden (Tang Dynastie!) opgevist uit de Yangtse rivierdelta, bij het Tai-meer in China. Ik keek ernaar, maar wist toen niet wat ik zag.
Het is een forse kalkstenen zwerfsteen, 140x133x60cm, door water, zand en tijd vervormd en uitgesleten tot een enorme witte gatenkaas; een oneindig veranderlijk spel van holtes, bulten, plooien, scheuren, kronkelgangetjes, doffe texturen en glanzend gepolijste oppervlakken.
Rotsen als deze halen trucjes uit met je brein: het zijn, “drie-dimensionele Rorschachs”, die je fantasie en je waarnemingsvermogen op hol doen slaan. Hun eigenaardigheid, excentriciteit, en hun suggestieve uiterlijk brengen bij de toeschouwer een vreemd soort desoriëntatie tot stand. Contouren, schaduwkanten lijken plotseling epische bergketens, of woeste, mythische dieren; details leiden je grillige,imaginaire landschappen binnen. Middels meditatie en verbeelding helpen zulke stenen de geest openen en verruimen, zegt men…
Soms moest zo’n steen geholpen worden. In vroeger tijden, toen men nog alle tijd had, kapten de vinders/beeldhouwers, op bevel, bepaalde onwelgevoegelijke delen van de steen weg en legden hem dan weer terug in de rivier om verder te ‘groeien’; voor het esthetisch genoegen van een volgende, of nog-volgende keizer.
Ik word Rotsbezoeker! Wie sponsort mij!
(Dat laatste was een retorische vraag).