zkv 11: Weekendje

Op maandag ligt er thuis altijd een flink pak kranten te wachten.

Ik lees die zorgvuldig, met de schaar (ik ben namelijk een fanatieke VWB – Verzamelaar van Woord en Beeld, vandaar). Ik sla geen bladzij over, héél soms een stukje economie, maar dat mag geen betekenis hebben, ik blijf hoedanook omnivorisch bezig, want je weet nooit waar de

diamanten zitten. (“She’s got diamonds on the soles of her shoes!” nee, laat maar)

Mijn techniek levert heel wat op: ik heb vele parels der wijsheid aan mijn vergetelheid ontrukt, ongekend fascinerende feiten gevonden en tig boeken volgeplakt met gouden shots.

Die foto’s zijn welliswaar fysiek van slechte kwaliteit, want op houthoudend papier gedrukt; hoogstens 150 jaar zullen ze mee gaan. En zelfs dan moet er niet te vaak naar gekeken worden – wat gek dat oud nieuws het daglicht niet verdragen kan… Of, toekomstige papierexperten (hé, eindelijk een Vlaamsigheid!) vinden ineens een methode waardoor krant niet meer, net als echte zalm, terugkeert naar de oorsprong. (zie Prediker, het hele hoofdstuk 1, niet alleen dat stukje “IJdelheid, etc”). Dat zou schoon zijn.

Meestal duurt het me toch te lang, dat lezen en knippen, want Procrastinator (Uitsteller) is mijn tweede naam. Bovendien wil ik altijd gauw klaar zijn zodat ik daarna legitiem kan lanterfanten (wat op zich weer zo’n mooi woord is dat ik ‘t bijna in ‘t echt mag, van mezelf).

Door het snel bladeren worden mijn vingertoppen letterlijk inktzwart. Wist U dat Engelse butlers-in-opleiding (bestaat echt, hoor!) het allereerst leren hoe ze ‘s morgensvroeg de kersverse Times stevig moeten strijken, opdat hun heer des huizes niet met vuile vingers aan het ontbijt verschijnt? (en dan maar blijven beweren dat die Britten geen esprit hebben!)

Afijn, in de ouderdom tranen de ogen dikwijls onbedoeld. Ik veeg dat dan, in reflex, weg, want ik wil bijvoorbeeld bij het Remco Campert-lezen (die man is met grote voorsprong Nederland’s beste dichter/colomnist, moge hem, en mij, en ons beider dierbaren, een lang en gezegend leven beschoren blijven) niet gestoord worden, door zijn leeftijd, noch door de mijne. (Korter die zinnen, Kars! De mensen gaan zappen anders.)

Wanneer ik eindelijk, te laat, te laat, altijd te laat!, op het atelier verschijn, zegt mijn goede vriend, collega-buur en groots materieschilder (full of promise!) Bernard Visser, mij vorsend en met kennersblik aankijkend: “Zo! Het was zeker weer een enerverend weekendje daar in Amsterdam!”

Nu ís het mogelijk, dat hij doelt op ongeschoren-zijn, maar dat komt vanwege mijn ijdelheid niet zó vaak voor.